Brief aan mijn lief. Naar jaarlijkse gewoonte.
Hey Jona, Beantje, Beanie,
Vandaag zijn we 23 jaar samen, en dit jaar voelde ik me, als enige vrouw in huis, meer de grenswacht. Alsof ik degene ben die moet remmen, begrenzen, controleren. Van mij mogen jullie best wel roekeloos zijn, maar denken jullie dan ook even aan mijn tere moederhart?
Zoek de driehonderdzestig verschillen, dacht ik op reis, terwijl ik naar jullie keek en naar mezelf. Jij, Iben en Rube, met jullie zonnebrillen. Terwijl jullie heel goed weten hoe ik denk over mannen met zonnebrillen.
Gelukkig delen we ook gelijkenissen. Hiken om een zonsopgang te zien, kampvuren, gevatheid in taal, muziek en het reizen met ons Willy zijn de dingen die ons verbinden. Maar soms, als jullie weer eens onnodig gevaarlijk doen, moet ik, met veel moeite, mijn gevoelens weer op kamertemperatuur krijgen. Daardoor botst het soms weleens tussen ons.
Gelukkig reizen en leven we licht, dus er is geen ontsnappen. We hebben te weinig slaapmatjes, ergens anders slapen zit er niet in en dus moet ik wel beslissen dat we dagen niet langer kunnen verspillen. Je verbaast je dan over mijn lach (denk aan de boot, denk aan de boot ;-)), terwijl je weet dat ik het écht niet leuk vind. Liefde is economie. Onderhandelen en … toegeven.
Soms proef ik het verlangen naar een gezin dat net als ik houdt van mooie woorden, boeken en diepgaande gesprekken. Ik duikel dan vragen op – het boek ‘De vragen van Frisch’ ligt altijd standaard in onze Willy – en dan creëer ik vragenvuurtjes bij kaarslicht wat heel vaak uitmondt in diepgaande gesprekken. Het zijn die avonden die ik heel hard koester (en jullie stiekem ook). Je weet ondertussen dat vragen stellen één van mijn favoriete bezigheden is. O ja, het was trouwens héél erg mooi toen je “wellicht wel” zei toen ik je in de auto vroeg of je me zou kiezen als ik een asielhond was 🫣.
Weet je, voor mij moet het altijd kloppen. De boel moet juist voelen, anders ben ik verloren. Ik hou van ‘precies goed’ en jij houdt van ‘perfect’. Gelukkig maak je voor mij een uitzondering, maar ik zie wel hoe je ’s morgens naar mij kijkt, jij, in je “stop-het-koffiemaalding-gewoon-in-de-kast-terwijl-je-het-in-je-handen-hebt”-modus. Ik doe echt wel mijn best om me als een voortreffelijke huisvrouw in elkaar te vouwen, maar in dat stuk lijk ik helaas niet op mijn moeder. Bij mij is het altijd een beetje chaos.
Soms zijn we elkaar even kwijt. En voor één keer betekent kwijt dan niet dat ik niet meer weet waar ik je heb gelegd. Maar ondertussen weten we beiden dat liefde iets teers is, en toch groots, en iets is dat je af en toe kwijt kan raken, maar dat dit niet zo erg is, als je maar samen de weg terugvindt.
We houden beiden niet van slenteren en schuifelen onderweg. Als wij wandelen, dan mag het vooruitgaan. Maar we stoppen altijd voor schoonheid. Om te kijken naar wolken, sterren, om stil te worden van wat er voor en achter ons ligt. We kijken beiden anders maar wel vaak naar dezelfde dingen.
Dus zolang onze woorden nog zinnen vinden,
zolang sterren onze hemel vullen,
zolang je me als hond zou kiezen,
zolang zal ik jou graag zien.
Jij bent voor mij het haakje aan de kapstok (ik weet dat je nu het tegenargument zal gebruiken dat ik liever de stoel of de chauffage als kapstok gebruik), de geur van schone lakens en de stevige basis onder mijn dromerige hoofd.
Dankjewel voor al die jaren, dankjewel voor zoveel jou.
Liefs,