existentiële duizeling
Ik wil niet klagen (jawel, eigenlijk écht écht wel). Ik app met iemand en niemand. Ik woordlal. Ik erger me ondertussen dood (neen, niet dood, maar je vat me wel) aan onze wereld. Aan onze aarde die geen voedsel meer hoeft te produceren maar enkel nog geld dient uit te spuwen. Aan meer, meerder, meest. Veel, veler, veelst. Aan onechtheid en onoprechtheid. Ik spreek af met mensen en wil stiekem wedstrijdjes houden over wie het mottigste leven heeft en héél lang en héél uitgebreid klagen. Ik vergeet een afspraak met een vriendin, ik denk dat ik haar stiekem wil behoeden voor mijn geklaag. Ik heb zo’n dag waarop het lijkt alsof heel mijn leven monotoom en grijzig is. Het is niks maar het is alles. Ik heb geen zin de laatste dagen en weken (eigenlijk sinds gisterenavond maar vandaag voelt het als “sinds weken”) dus ik speel mooi weer, vooral voor de anderen. Want we proberen het goed te doen, de schijn hoog te houden. Want we moeten gelukkig zijn, want we hebben alles om gelukkig te zijn.
Weet je, ik ga picknicken op een rotonde want dat is speciaal. Net als mijn andere speciale dingen. De wereld voelt snuifgeurmottigblauw. Neen, ik ga stil in een hoekje zitten wachten…
Ik heb last van existentiële duizeling.